Wanneer moet ik maaien?

Het maaiseizoen staat voor de deur, al lijkt het misschien nog een eind weg. Natuurlijk is het weer bepalend voor de maaidatum, maar dat niet alleen. Het maaimoment en het droge stofgehalte van het gras zijn bepalend voor de kwaliteit van het gewonnen eiwit in de kuil. Wil je een mooie hoeveelheid goede kwaliteit eiwit in de kuil? Hoe kies je dan het juiste maaimoment?

Hoeveel energie voer je?

De ideale hoeveelheid ruw eiwit (RE) in gras, is afhankelijk van het aandeel energie in het rantsoen. Snijmais, GPS of perspulp verlaagt het percentage ruw eiwit in het rantsoen. Hoe groter dit aandeel in het rantsoen is, des te hoger het ruw eiwitgehalte in de graskuil zou moeten zijn.

Vroeg of laat maaien?

Hoe later je maait hoe zwaarder de snede en hoe lager het ruw eiwitgehalte in het gras. Indien een hoog eiwitgehalte het doel is, dan is het advies vroeg te maaien. Accepteer een lichtere snede, met een hoger eiwitgehalte en een hogere VEM-waarde.

Hoe droog maak je de kuil?

Vers gras heeft een hoger DVE-gehalte dan ingekuild gras. Bij het inkuilproces wordt een deel van het darm verteerbaar eiwit (DVE) omgezet.  Hoe droger het gras is, des te minder omzetting van DVE er plaats vindt. Zoals in figuur 1 te zien is, bevatten drogere kuilen meer DVE.

Tabel. Voedingswaarde 1e snede graskuilen met gelijke VEM. Ingedeeld op vier verschillende DS-gehalten.

 

Hakselen of niet?

Bij het inkuilen is schoon werken en goed verdichten van belang voor een goede conservering. de lengte van het gras heeft invloed op de verdichting. Ook op de vertering is de deeltjeslengte van invloed. Gras wat droog wordt ingekuild en relatief veel stengel bevat, kan dus het beste kort worden ingekuild.

Indien u vragen heeft, neem dan gerust (vrijblijvend) contact op met onze adviseurs.

Kennis en ervaringsuitwisseling met Franse collega’s

Voeding blijft zich ontwikkelen. Ook binnen Gebrs Fuite streven we eraan om up to-date te blijven.  Daarom kijken we graag over de grenzen.

Onlangs hebben we, samen met onze kennispartner Cargill Provimi, een dertigtal Franse geitenadviseurs mogen ontvangen. Zij zijn werkzaam voor verschillende mengvoerbedrijven. Op deze manier konden we twee dagen lang over en weer ervaringen uitwisselen.

De dag begon met een rondleiding door de fabriek in Genemuiden. Vervolgens hebben we onze visie op voer maken met hen gedeeld. Ook hebben we gesproken over het analyseren en delen van data om zo de resultaten op de boer te verbeteren. Daarnaast hebben we ook twee geitenbedrijven op de Veluwe bezocht om verschillende automatische voersystemen te bekijken. Verder was er sterke interesse voor hoe we in Nederland in staat zijn om te duurmelken. Dit is bij lange na geen standaard in Frankrijk. Voor ons bracht dit ideeën en inzichten rondom lammeropfok.

Al met al geslaagde dagen. Waarbij over en weer meer inzicht verkregen is in rantsoensamenstellingen, management en gezondheid.

Het recept voor een goede start van de lactatie

De drogestofopname daalt tijdens de laatste drie weken van de dracht gemiddeld met zo’n dertig procent, terwijl de energiebehoefte juist toeneemt. De meeste aandoeningen bij verse koeien, vinden hun oorsprong tijdens deze laatste periode vóór afkalven. De droge koeien goed managen hoeft maar weinig tijd te kosten en levert na afkalven een hoop tijd (en melk) op.

 

Hoeveel kilogram drogestof nemen uw droogstaande koeien op?

Het wel of niet goed doorvreten en daarmee het gevuld houden van de pens gedurende de droogstand is sterk van invloed op de voeropname en gezondheid ná afkalven. Wanneer de voeropname rondom afkalven goed op peil blijft, beperkt dit de negatieve energiebalans die een verse koe kwetsbaar maakt. Daarnaast is de pens beter voorbereid op de voerovergang die volgt. Het wel of niet behalen van de verwachte (piek)productie en het voorkomen van de verschillende transitieziekten is in veel gevallen te herleiden tot de drogestofopname einde droogstand.

Koeien die na afkalven gezondheidsproblemen ontwikkelen, nemen tijdens de droogstand al minder voer op (zie figuur 1).

 

Aandacht voor de individuele droogstaande koe loont

Droge koeien liggen of met een volle pens te herkauwen of staan aan het voerhek te vreten. Wanneer dit niet het geval is, dan is dat het eerste signaal dat die koe risico loopt op een minder goede start van de lactatie. Beoordeel daarom iedere dag het vreet- en liggedrag van de droogstaande koeien. Goed kijken loont. Stel daarbij jezelf de volgende vragen:

  • Welke koe ligt en vreet er niet? Waarom niet?
  • Welke koe heeft de pens niet vol? Hoe komt dat?
  • Welke koe heeft een bodyconditionscore van > 3.5?
  • Selecteren de koeien tijdens het eten?

Onder invloed van onderstaande factoren zal de voeropname meer of minder onder druk staan. Door enkele basisvoorwaarden  goed op orde te hebben, voorkom je dat je alsnog te veel tijd kwijt bent aan het bijsturen of verzorgen van de verse koeien.

  • Een smakelijk constant rantsoen. Voer dagelijks vers en zonder broei.
  • Voorkom selectie. Wanneer koeien kunnen selecteren zullen sommige koeien het met de resten van andere moeten doen. Vaak nemen die koeien dan veel te weinig voer op omdat dit wat overblijft minder smakelijk is. Wanneer er selectiemogelijkheid is, zullen koeien zich na het voeren eerder volvreten en de rest van de dag juist minder opnemen. Selectie geeft ook onrust aan het voerhek en eerder kans op wisselende biestgift, melkziekte, pensverzuring of andere gezondheidsproblemen.
  • Vermijd (Hitte)stress. Stress verlaagt de eetlust en maakt koeien ook vatbaarder voor ziekten.
  • Altijd schoon, makkelijk bereikbaar drinkwater. Droogstandsrantsoenen zijn al wat droger van zichzelf. Is de watervoorziening niet optimaal, dan beperkt dat altijd de voeropname.
  • Juiste lichaamsconditie. Vette koeien nemen minder voer op en mobiliseren eerder hun lichaamsreserves. Zijn het tijdstip van insemineren, het lactatierantsoen en de droogstandslengte op het bedrijf goed op elkaar afgestemd?.
  • Ligcomfort. Goed kunnen liggen, herkauwen en opstaan is een voorwaarde om ook vaak genoeg naar het voerhek te komen.
  • Bezettingsgraad. Als er minder dan honderd procent plek is om te liggen of te vreten, zal dat zeker voor een aantal koeien de opname ieder dag opnieuw belemmeren.
  • Groepshuisvesting. Gelijktijdig eten zit in de natuur van een koe. Dat is in de weideperiode goed te zien.
  • Kreupelheid (en andere aandoeningen) hebben een zeer duidelijk negatief effect op de voeropname.

 

Extra aandacht op de dag van afkalven

Kalfkoeien kunnen soms wel wat extra hulp gebruiken. Op de dag van afkalven is voor iedere koe de vreet- en herkauwtijd afgenomen tot het dieptepunt. (Zie figuur 1) Het loont juist dan om kalfkoeien die niet vaak genoeg uit zichzelf naar het voerhek komen, de aandacht te geven die ze nodig hebben. Dit geldt voor veestapels van 300 koeien net zo goed als voor bedrijven met 30 koeien.

Wat is het juiste maaimoment?

De eerste koeien lopen alweer in de wei. Het maaiseizoen staat voor de deur, al lijkt het misschien nog een eind weg. Natuurlijk is het weer bepalend voor de maaidatum, maar dat niet alleen. Het maaimoment en het droge stofgehalte van het gras zijn bepalend voor de kwaliteit van het gewonnen eiwit in de kuil. Wil je een mooie hoeveelheid goede kwaliteit eiwit in de kuil? Hoe kies je dan het juiste maaimoment?

Hoeveel mais voer je?

De ideale hoeveelheid ruw eiwit (RE) in gras, is afhankelijk van het aandeel mais in het rantsoen. Mais verlaagt het percentage ruw eiwit in het rantsoen. Hoe groter het maisaandeel in het rantsoen is, des te hoger het ruw eiwitgehalte in de graskuil zou moeten zijn.

Vroeg of laat maaien?

Hoe later je maait hoe zwaarder de snede en hoe lager het ruw eiwitgehalte in het gras. Indien een hoog eiwitgehalte het doel is, dan is het advies vroeg te maaien. Accepteer een lichtere snede, met een hoger eiwitgehalte en een hogere VEM-waarde.

Hoe droog maak je de kuil?

Vers gras heeft een hoger DVE-gehalte dan ingekuild gras. Bij het inkuilproces wordt een deel van het darm verteerbaar eiwit (DVE) omgezet.  Hoe droger het gras is, des te minder omzetting van DVE er plaats vindt. Zoals in figuur 1 te zien is, bevatten drogere kuilen meer DVE.

Tabel. Voedingswaarde 1e snede graskuilen met gelijke VEM. Ingedeeld op vier verschillende DS-gehalten.

 

Hakselen of niet?

Bij het inkuilen is schoon werken en goed verdichten van belang voor een goede conservering. de lengte van het gras heeft invloed op de verdichting. Ook op de vertering in de koe is de deeltjeslengte van invloed. Gras wat droog wordt ingekuild en relatief veel stengel bevat, kan dus het beste kort worden ingekuild.

Indien u vragen heeft, neem dan gerust (vrijblijvend) contact op met onze adviseurs.

Biestgift bij schapenlammeren

De kraamhokjes zijn gevuld met schoon stro, de verlostouwtjes liggen voor het grijpen en ook de warmtelamp hangt al. We zijn klaar voor het lammerseizoen.

Met het eerstgeboren lam in handen, weten we dat het écht begonnen is. Eerst controleren we de ademhaling, ontsmetten we de navel en droogt de ooi het lam. Dan volgt het belangrijkste onderdeel voor een goede start; de biestopname. Het liefst zien we ieder lam zich zo snel mogelijk bij de moeder vol drinken. Het komt echter ook voor dat een ooi onvoldoende biest heeft, of dat een lam niet geaccepteerd wordt. Sommige lammeren moeten dan worden bijgevoerd.

 

 De eerste biest

Een lam wordt net als een kalf geboren zonder enige vorm van immuniteit. Vanaf de geboorte is een lam dus volledig onbeschermd tegen ziekteverwekkers. De opname van voldoende goede biest direct na de geboorte is onmisbaar voor een gezonde start.  De antistoffen in de biest worden in de darm opgenomen en komen zo in de bloedbaan terecht. De opname van antistoffen is beperkt mogelijk. Na circa 36 uur komen er geen antistoffen meer in de bloedbaan terecht, omdat de darmwand dan gesloten is voor de grote antistof-moleculen.

 

Biestkwaliteit

Niet alle biest is hetzelfde. De hoeveelheid antistoffen in biest kan tussen ooien verschillen. Om te achterhalen hoeveel antistoffen de biest bevat, kan een refractometer worden gebruikt. In de melkveehouderij is dit al een vrij standaard toegepaste methode om te controleren of kalveren voldoende antistoffen aangeboden krijgen. Ook in de schapenwereld lijkt de refractometer steeds meer zijn intrede te doen. Met een paar druppels biest kan de ‘brix waarde’ worden afgelezen. Voor schapenlammeren moet deze waarde minimaal 27% zijn. Brix 27 komt overeen met 105 gram antilichamen per liter biest. Als de brixwaarde van de biest lager is, kan deze worden opgewaardeerd met biestpoeder. Fuite heeft speciaal voor lammeren het product Prominend Colostrum Lam.

Figuur 1. De eerste biestgift voor een lam moet een minimale brix waarde van 27 bevatten.

 

Biesthoeveelheid


De hoeveelheid te geven biest is afhankelijk van de grootte van de lebmaag. De juiste hoeveelheid biest is daarom afhankelijk van ras, conditie en geboortegewicht. Voor het bepalen van de juiste hoeveelheid kan de volgende vuistregel worden gehanteerd: de inhoud van de lebmaag is vijf procent van het lichaamsgewicht. In totaal zal een lam ongeveer twintig procent van het eigen lichaamsgewicht aan biest per dag moeten krijgen.

Voorbeeld:
Een lam van 3 kilo geboortegewicht mag in de eerste 24 uur  totaal 600ml aan biest krijgen (20% van lichaamsgewicht). Verdeeld over voedingen van 150 ml (5% van lichaamsgewicht).

Ontdek ons complete opfokconcept voor lammeren, zoals onze Prominend Lam extra; een melkpoeder op basis van magere melk en eiwit volledig uit zuivel.  Wilt u ook advies bij de opfok van uw lammeren? Ontdek ons complete opfokconcept voor lammeren, zoals onze Prominend Lam extra; een melkpoeder op basis van magere melk en eiwit volledig uit zuivel. Neem contact op met één van onze opfokspecialisten.

 

Mestvoordeel met een efficiënte grasbenutting

In het Overijsselse Kamperveen houden Jan en Evelyn Fien 128 melkkoeien en circa 90 stuks jongvee. Familie Fien gaat bewust om met het vers gras aanbod. Het inkuilen doen ze op zo’n manier dat het ruwvoeraanbod de gehele winter constant is. Zo lukt het de familie Fien om een goede melkproductie te behalen met een ureum van 17.

 

Enkel grasoogst in veenweidegebied

De grond in het veenweidegebied is enkel geschikt voor grasteelt. Bij het bedrijf hoort 79 hectare grasland. Hiervan is elf hectare natuurgrond. Na elf jaar opstallen worden de koeien sinds twee jaar weer geweid. Dit is een bewuste keuze geweest om deel te kunnen nemen aan de Albert Heijn-melkstroom van A-ware; ‘Beter voor Koe, Natuur en Boer’. De jaarproductie bedroeg in 2023 ruim 1,3 miljoen kg melk met 4.24 vet en 3.61 eiwit.

Optimale benutting van gras

Het grasland maximaal benutten vraagt volgens Fien jaarrond aandacht. Er moet zo gekuild worden dat het gras in de winterperiode ook goed beschikbaar is. Jan lost dit op door de eerste snede te hakselen en te verdelen over drie kuilplaten. Bovenop elke kuil komt vervolgens een latere snede. Elke kuil bevat zo ongeveer voor de helft eerste snede, met daar op een latere snede. Door dit systeem is de kwaliteit van het kuilgras jaarrond ongeveer gelijk. In 2023 bevatten de kuilen gemiddeld 900 VEM en 160 ruw eiwit. “Hoe minder schommelingen in het rantsoen, hoe beter het uiteindelijk voor de koe is”, licht melkveeadviseur Marten Prins toe. Afgelopen jaren is een groot deel van de grond opnieuw ingezaaid om de afwatering en grasmat te verbeteren. “We hebben puur raaigras ingezaaid, andere grassen komen er snel genoeg weer bij in geeft Jan aan. “De kwaliteit komt toch voornamelijk uit de raaigrassen”.

Gericht bemesten

In het voorjaar komt er 30 kuub drijfmest verdund met water op het land, aangevuld met 300 kg kas zwavel per hectare. “Als je weet wat je aan de kuil wil hebben, weet je daarnaast wat er bemest moet worden.” stelt Jan. “De eerste snede willen we stevig bemesten, niet te vroeg oogsten en er vooral een flinke hoeveelheid vanaf halen. De koeien worden met de robot gemolken en dan werkt het gewoon goed om voldoende structuur in het voer te hebben. We hebben genoeg ruwvoer dus ook de structuur moet van eigen grond komen”, aldus Jan. “Het aandeel ruwvoer in het rantsoen komt volledig uit graskuil”,  vult Marten aan. “Dat moet dus ook voldoende NDF bevatten om gemiddeld in het rantsoen goed uit te komen.”

Na de 1e snede wordt nogmaals 20 m3 drijfmest gegeven en de 2e en 3e snede krijgen elk nog 100 kilogram Kas. Na de 3e snede komt er geen kunstmest meer op het land omdat het land dan van zichzelf al een hoge stikstoflevering heeft. Vanaf oktober wordt er niet meer gemaaid, de kans op schade aan de grond is dan te groot. Door vroeg in het voorjaar te bemesten valt de grasgroei in het najaar mee. Wat er dan nog groeit wordt afgeweid door schapen die in de winterperiode alle percelen over gaan.

Het basisrantsoen bevat naast kuilgras uit perspulp en een eigen maatmeel. Het meelmengsel is het stuur waar collega Prins het rantsoen kloppend mee maakt. “Door te sturen in het meel kan ik de broksoorten op de robot gelijk houden”, geeft Marten aan. Op dit moment bestaat het meelmengsel uit soja, raap, gerstvlokken en lijnzaad, alles Vlog Euro-waardig. Lijnzaad laat de koeien glanzen, houdt ze mooi op de mest en het werkt gunstig op de zuurtegraad in de melk. Op de robot wordt het basisrantsoen aangevuld met een productiebrok. Eind lactatie schakelen de koeien over op een brok die iets hoger in eiwit zit waardoor de koeien makkelijker melk blijven produceren. Voor de verse koeien wordt er nog een startbrok verstrekt in de krachtvoerbox.

 

Rust en regelmaat

In de dagelijkse routine en het voeren van de koeien zijn Jan en Evelyn heel stipt. “Elke dag moet alles hetzelfde gebeuren, dan wordt er niks vergeten en is er rust in de stal”, vertelt Jan. Twee a drie keer per week worden blokken kuil gesneden en vervolgens gaat de kuil weer dicht.  Dagelijks worden hiervan vier blokken kuil gevoerd. De blokken zijn precies groot genoeg voor één dag voeren. ’s Ochtends worden eerst de voerresten weggeschoven en wordt een blok van bovenuit de kuil gevoerd. Daar komt de helft van de perspulp overheen en dan gaat het voerhek vast. Dat is een mooi controlemoment om te checken of alle koeien zelfstandig naar het voerhek komen of dat er wat aan de koeien mankeert. Vervolgens komt er tussen de middag een blok eerste snede overheen. Eind van de middag nog een blok bovenuit de kuil met perspulp. Als de koeien dan vast staan krijgen ze ook het meel. Het laatste blok met weer eerste snede komt ’s avonds met afvoeren. Deze vaste werkroutine geeft de veehouders overzicht over de koppel en het zorgt ervoor dat het voer gelijkmatig en verdeeld over de dag in de koe komt.

Mest voordeel

“Efficiëntie is altijd goed. Met de huidige omstandigheden op de mestmarkt scheelt het lage ureum ons ook afvoer van mest. Ten opzichte van een ureum van 23 scheelt het op het gehele bedrijf al snel 300 kuub mest.”

Voorbereidingen op mais zaaien

Binnenkort gaat het eerste maiszaad weer in de grond. Voor het zover is moet er nog veel op het land gebeuren. Waar houdt u rekening mee? En welke rijenbemesting kiest u?

 

Vanggewas vernietigen

Zorg dat het vanggewas tijdig vernietigd wordt. Stikstof uit het vanggewas komt namelijk pas vrij als het vanggewas daadwerkelijk verteert. Dit duurt enkele maanden. Een goed vanggewas levert 25-50 kg N per ha. Op tijd vernietigen betekent dat er meer stikstof voor de mais beschikbaar is.

Tips en adviezen bij het vernietigen van het vanggewas:

  • Half maart is een goed tijdstip voor het vernietigen van het vanggewas voor de mais.
  • Ga pas met machines het land op wanneer de draagkracht van de grond het toelaat.
  • Zorg dat het gewas goed verkleind wordt. Maai indien nodig bij een te lang gewas eerst met een klepelmaaier.
  • Werk vervolgens het gewas ondiep onder in de bovenste bodemlaag met bijvoorbeeld een frees of schijveneg.

 

Het belang van de juiste bemesting

 

Voor een maximale groei is, naast 35-45 m3 drijfmest,  een aanvullende bemesting nodig. Naast rijenbemesting met een stikstof/zwavelmeststof +Borium is het in veel gevallen raadzaam om nog wat extra kali bij te strooien. Bij het zaaien van de mais wordt rijenbemesting toegediend. Indien u gebruik maakt van derogatie dan mag er geen fosfaat worden gebruikt.

De meest gebruikte meststoffen zijn:

 

N Ureum Nitraat Ammonium P2O5 K2O SO3 Bo
Maismest 24+0 24 0 8.6 15.4 0 0 20 0.25
Maismest Humicoat 24+0 24 0 8.6 15.4 0 0 20 0.25
Maismest Humicoat 15+0+15 15 0 6.3 8.7 0 15 20 0.15
Maisocote N28 28 8.6 6.3 13.1 0 0 20 0.20
Maismest 24+5 24 0 7.7 16.3 5 0 20 0.20

 

Maismest Humicoat is bewerkt met humuszuren. Humuszuren bevorderen de fosfaatbenutting van de fosfaat die in de bodem veelal gebonden is aan aluminium en ijzer. Een goede fosfaatvoorziening zorgt voor een goede beginontwikkeling en wortelontwikkeling.

 

Kiest u voor onderzaai? Bestel dan tijdig een vanggewas

Als niet zeker is of de mais voor 1 oktober geoogst kan worden is  bijzaai of onderzaai een optie. Wij hebben hiervoor diverse grasmengsels in ons assortiment:

  • Italiaans raaigras
  • Proterra Maize (Rietzwenk)
  • Mengsel van Italiaans en Westerwolds raaigras

 

Voor vragen en advies rondom maisteelt kunt u zich richten tot uw adviseur of bellen met onze verkoop binnendienst, Ben van Asselt: 038-204 2414. 

Is Fuitammon Start ook voor mij de juiste keuze?

Bij de start van het nieuwe maai- en beweidingsseizoen staat u voor de vraag; wat is de juiste stikstofmeststof? De laatste jaren wordt steeds vaker voor een zwavelhoudende stikstofmeststof gekozen. Waarom is dat? 

 

Het belang van zwavel

Na deze extreem natte winter is de hoeveelheid direct beschikbare zwavel laag.  Bovendien komt in het voorjaar door het koude weer de zwavel mineralisatie trager op gang. Slechts 10% van de zwavel uit uw drijfmest is beschikbaar voor uw gras. Toch is zwavel een zeer belangrijk nutriënt voor zowel de DS-opbrengst als de kwaliteit van het gras. Zwavel is een essentieel onderdeel van eiwitten. Een tekort leidt tot een verlaging van het eiwitgehalte. De Fuitammon Start bevat 12% zwavel (SO3).

 

 

Een ander voordeel van de Fuitammon Start

 

Fuitammon Start bevat een andere verhouding ammoniumstikstof en nitraatstikstof dan reguliere KAS.  Ammonium is i.t.t. nitraat weinig uitspoeling gevoelig en bindt zich in de bodem. Het wordt bij lage bodemtemperaturen langzaam omgezet in nitraat. Daardoor treedt minder uitspoeling op dan bij nitraat. KAS 27% bevat géén zwavel en  bevat 13,5 % Ammonium en 13,5% Nitraat. Fuitammon Start bevat ruim 13,5% Ammonium en 10,5% Nitraat, daarnaast nog 12% Zwavel (SO3).

 

Novurea en Novurea S

 

Novurea is een  ureummeststof mét ureaseremmer  Een ureaseremmer vertraagt de omzetting van ureum naar ammonium, hetgeen ongewenst stikstofverlies door N-vervluchtiging tot een minimum beperkt. Ureum wordt geleidelijk omgezet in ammonium, een stikstofvorm die niet gevoelig is voor uitspoeling. Ook deze meststof kan 10 tot 14 dagen vroeger toegepast worden. Novurea is ook verkrijgbaar  in een variant met Zwavel.

Doorzaaien verhoogt opbrengst

Ervaringen met de nieuwe verpakking van de Prominend Elite

Eind vorig jaar hebben wij onze nieuwe verpakking voor de Prominend Elite op de boer geïntroduceerd. Hierbij hebben we vooral gekeken hoe we het  arbeidsgemak kunnen vergroten en het hergebruik van de pallets.

 

Een bedrijf dat met het vloeibaar onbeperkt voeren-systeem al enige jaren ervaring heeft opgedaan is Mts. Van Werven-Gunnink aan de Mandjeswaard in Kampen. Dit bedrijf met gemiddeld 100 melkkoeien fokt haar jongvee op met Prominend Elite. Op dit bedrijf zijn we ooit begonnen met dit voersysteem om zo te besparen op arbeid. “Kalveren voeren kostte veel tijd en daarmee kwamen we in de knel. Met de Prominend Elite kunnen we de kalveren voeren op de tijden die ons die dag uitkomen. We hoeven alleen te zorgen voor voldoende voorraad” vertelt Fabian. “Daarnaast is het gemak waarmee de melk klaargemaakt wordt ideaal. De Prominend Elite lost vanzelf op in het water ongeacht de temperatuur. Met het vooruitzicht dat we onze kalveren waarschijnlijk in de toekomst 4 weken moeten gaan houden zorgt dit systeem voor arbeidsverlichting”.

 

Onbeperkte toegang tot melk zorgt voor optimale ontwikkeling

Kalveren starten de eerste twee weken in de eenlingboxen. Ze krijgen hier drie dagen biest en daarna krijgen ze koe melk. Na deze twee weken komen de kalveren in de groepshokken. Hier krijgen de kalveren onbeperkt Prominend Elite. Fabian ervaart dat dit eenvoudig wordt opgepakt door de kalveren; “het aanleren van Elite drinken leren de kalveren van elkaar. Kalveren drinken gemiddeld 8 liter. En dat mooi over de dag verdeeld. Soms zien we uitschieters naar 10 liter. Wat opvalt is dat in de zomer de gemiddelde opname een stuk hoger ligt. Dan drinken de kalveren namelijk wel 10 tot 12 liter per dag. De vochtbehoefte van kalveren is in deze warmere perioden dus ook veel hoger. De kalveren pakken dan de liters naar behoefte. Doordat de kalveren altijd beschikking hebben tot melk zien we dat deze kalveren telkens rustig een beetje melk pakken. Dit zorgt ervoor dat de lebmaag altijd gevuld is. Wat zorgt voor een optimale ontwikkeling. Naast de melk krijgen deze kalveren onbeperkt kalversmulmuesli van Fuite. Wat verder opvalt is dat de kalveren die de meeste liters melk drinken, later ook de meeste kilo’s muesli en later Kalverbrok vreten. Een hoge opname melk zorgt ook voor hogere opname brok. Na 3 maand gaan de kalveren van de melk af. Hierna krijgen ze onbeperkt hooi en brok.

Ervaringen met de nieuwe verpakking van de Prominend Elite

De nieuwe verpakking van de Elite bevalt heel goed, we kunnen op tijd zien wanneer de doos leeg is doormiddel van de 2 kijkgaten. Daarnaast is de nieuwe RVS kraan eenvoudig regelmatig te reinigen. De chauffeurs van Fuite weten precies op welke plek ze de nieuwe doos melk neer kunnen zetten dus ook daar hebben we geen omkijken meer naar.

Wat de Brix-waarde vertelt over biestkwaliteit

Het meten van biestkwaliteit is steeds vaker een goede gewoonte op het boerenerf. Zwitserse onderzoekers hebben in 2021 onderzocht of het meten van de brix-waarde met een refractometer een betrouwbare methode is.

 

Goede kwaliteit biest bevat voldoende antistoffen

 

De hoeveelheid antistoffen (IgG) in biest is van belang voor de opbouw van immuniteit. Het jonge dier is volledig afhankelijk van de opname van deze antistoffen, om zich te kunnen beschermen tegen ziekten. Biest met voldoende antistoffen, noemen we biest van goede kwaliteit.

 

De onderzoekers hebben ruim 300 biestmonsters onderzocht van zowel koeien-, als schapen- en geitenbiest. De brix-waarde heeft bij alle drie de diersoorten een duidelijke relatie met de hoeveelheid antistoffen in biest en is dan ook een betrouwbare manier om de kwaliteit te bepalen.

 

Brix-waarde is meer dan de hoeveelheid antistoffen

 

Naast de hoeveelheid antistoffen zijn er ook andere parameters die de hoogte van de brix-waarde in meer of mindere mate beïnvloeden. Deze relaties staan weergegeven in onderstaande figuur en zijn niet voor alle drie de diersoorten gelijk.

 

  • Zo blijkt dat het eiwitgehalte en het antistoffengehalte (IgG) voor alle drie de diersoorten de twee meest bepalende factoren zijn. Hoe hoger het eiwitgehalte of IgG-gehalte (ook eiwit) des te hoger de brix-waarde.
  • Bij zowel schapen als geiten is het vetpercentage ook van invloed op de brix-waarde. Voor koeien geldt dit niet.
  • Ook laat de figuur zien dat het lactosegehalte negatief geassocieerd is met de brix-waarde. Dit komt doordat een hoog eiwitgehalte gepaard gaat met een wat lager lactosegehalte en vice versa.
  • Voor schapen en koeien geldt dat het moment van uitmelken (of drinken) van invloed is. Wanneer er een langer interval zit tussen uitmelken en de geboorte, heeft dit een negatieve invloed op de brix-waarde en dus de biestkwaliteit. Voor geiten is deze relatie niet duidelijk aangetoond.
  • Tot slot geldt alleen voor koeien een positieve correlatie met de pariteit. Geiten en schapen die al vaker hebben gelamd, hebben volgens dit onderzoek geen grotere kans op betere biest, terwijl oudere koeien dat wel hebben.
Figuur 1. Factoren die van invloed zijn op de Brix waarde. Bron: E C kessler et al, 2021

 

Variërende brix-waardes binnen de koppel

In de praktijk hebben we te maken met een variatie aan biestkwaliteit. Gehaltes in melk en ook in biest zijn deels te beïnvloeden via het rantsoen. Voor een groot deel zijn gehaltes ook erfelijk bepaald. Dit is voor biest niet heel anders dan voor melk. De variatie in gehaltes en dus in biestkwaliteit valt daarmee niet helemaal te vermijden.

Heeft u vragen over het meten of  verbeteren van de biestkwaliteit, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

×

Hallo!

Neem contact op met een medewerker van de binnendienst via WhatsApp of stuur een mail naar: info@fuite.nl

× Hoe kan ik je helpen?