Broei in de ruwvoeropslag is een indicator voor een direct verlies aan voederwaarde. Maar broei leidt daarnaast tot een verminderde opname van het voer. Een dubbel verlies. Onderzoek uitgevoerd bij geiten laat duidelijk zien dat des te warmer de maaltijd, des te lager de voeropname.
Figuur 1 Effect van temperatuursverschil kuil tov buiten op drogestofopname (DMI) Bron:Gerlach et al 2013
Broei voorkomen loont
In de grafiek wordt weergegeven hoe groot het effect is van de mate van broei op de drogestofopname van geiten per dag. Per vijf graden temperatuurverschil daalt de voeropname met tien procent.
In dit onderzoek is gekeken naar meerdere kuileigenschappen en de effecten hiervan op de drogestofopname. De kuiltemperatuur bleek de grootste voorspeller te zijn. De negatieve invloed van broei op het eetgedrag en dus uiteindelijk ook de melkproductie moeten we dan ook niet onderschatten.
Broei kan ook ontstaan op de voergang of in de mengwagen
Wist u dat zelfs de aanwezigheid van slechts tien procent warm restvoer in de voergoot, of in de mengwagen het hele rantsoen kan laten broeien? Dus ook wanneer het ruwvoer in de kuil of in de balen nog fris en koud is, kan door vermenging met minder frisse voerrestanten uiteindelijk toch broei ontstaan van het hele rantsoen. Zeker wanneer de buitentemperatuur hoog genoeg is, dus gedurende de zomermaanden, ligt dit risico op de loer. De gisten die verantwoordelijk zijn voor de temperatuurstijging vermenigvuldigen dan sneller.
De temperatuur van het rantsoen of opgeslagen ruwvoer kan door een van onze geitenspecialisten eenvoudig worden vastgesteld met behulp van een kuilthermometer.