Na een koude eerste helft van februari was de tweede helft extreem warm. Er kon dan ook al vroeg mest gereden worden. Het leek een vroeg voorjaar te worden. In maart was het wisselvallig en nat. Ook in april was het uitzonderlijk koud, waardoor het toch een laat voorjaar werd.
Begin mei liepen de temperaturen op en viel er regelmatig neerslag, waardoor het gras flink ging groeien. Half mei stond er m.n. in het Oosten en Zuiden al flink gras, waardoor toch gemaaid werd. Door het wisselvallige weer, vielen er vaak flinke buien op het gemaaide gras. Vanaf 28 mei werd het pas zonnig, droog en warm weer, waardoor volop de rest van de eerste snede gemaaid kon worden. De opbrengsten waren dan ook enorm.
Hoge opbrengsten maar tegenvallende ruw eiwit waarden
Het zeer natte wisselvallige weer heeft er toe geleid dat de eerste snede graskuilen van half mei extreem nat zijn. Hierdoor is de gemiddelde kuil erg zuur (lage pH) en is de Ammoniakfractie erg hoog. Door het late maaien zijn de DS-opbrengsten erg hoog. Hierdoor is het RE-gehalte erg laag. De gemiddelde VEM valt nog mee, maar m.n. de DVE-waarden zijn erg laag. Daarnaast zijn de kuilen nat en slap, waardoor de structuur van het rantsoen ook aandacht verdient. Ondanks de lage pH zijn deze kuilen toch broeigevoelig!
Om van deze kuilen goed te melken zal vaak het rantsoen gebufferd moeten worden of zal er structuur bijgevoerd moeten worden en zal er bestendig eiwit en pensenergie bijgevoerd moeten worden.