Het voorjaar 2024 was warm en nat waardoor de grasgroei vroeg op gang kwam. Door het groeizame weer kon in de tweede helft van april in het Zuiden en Oosten al een flinke snede worden gemaaid. Na een nat begin van de maand Mei volgde een periode waarin volop gemaaid kon worden in de rest van het land. Uiteindelijk was Mei weer recordnat.
Juni was vrij koel met een normale hoeveelheid neerslag waardoor er veel gras groeide. Aan het eind van de maand was een periode met mooi zonnig weer waarin veel werd ingekuild. De maand juli kenmerkte zich vooral door de bijzonder grote regionale verschillen in de hoeveelheid neerslag. Gemiddeld over het land was juli met 108 mm een natte maand. Hier waren uitschieters bij tot boven de 200 mm (in Twente). Door het natte weer groeide er ook in juli veel gras. Bovendien kon vaak niet op het juiste moment worden gemaaid. Ook juli eindigde met een periode met mooi zonnig weer waarin veel werd ingekuild. Augustus was zeer warm, zonnig en droog waardoor prima ingekuild kon worden en de mais erg goed groeide.
De voederwaarde van de april- en meikuilen is lager dan het 10-jarige gemiddelde. Ook de zomerkuilen hebben een duidelijk lagere VEM dan gemiddeld zoals te lezen valt in tabel 1.
DS | VEM | DVE | RE | RC | NDF | |
April | 395 | 952 | 76 | 172 | 228 | 431 |
Mei | 423 | 929 | 74 | 149 | 251 | 472 |
Juni | 469 | 882 | 66 | 125 | 267 | 505 |
Juli | 552 | 873 | 70 | 129 | 255 | 500 |
Augustus | 566 | 851 | 71 | 144 | 251 | 502 |
Tabel 1: Voederwaarde graskuil per maand
Doordat er zoveel gras is gegroeid, is met name het eiwitgehalte van de zomerkuilen erg laag en het gehalte celwanden (RC en NDF) erg hoog. Hierdoor is de verzadigingswaarde van de zomerkuilen erg hoog, waardoor duidelijk minder melk gegeven zal worden van deze kuilen en deze kuilen dus minder geschikt zijn voor de melkgevende dieren dan de april- en meikuilen.